Het tweede machtigingswetsvoorstel definieert een methode voor het berekenen van de broeikasgasemissies gedurende de levenscyclus van hernieuwbare brandstoffen uit niet-biologische bronnen. Bij de aanpak wordt rekening gehouden met de uitstoot van broeikasgassen gedurende de hele levenscyclus van brandstoffen, inclusief de upstream-uitstoot, de uitstoot die gepaard gaat met het verkrijgen van elektriciteit uit het net, de verwerking en het transport van deze brandstoffen naar de eindgebruiker. De methode verduidelijkt ook manieren om de uitstoot van broeikasgassen uit hernieuwbare waterstof of zijn derivaten te coproduceren in faciliteiten die fossiele brandstoffen produceren.
De Europese Commissie zegt dat RFNBO alleen zal meetellen voor de EU-doelstelling voor hernieuwbare energie als het de uitstoot van broeikasgassen met meer dan 70 procent vermindert in vergelijking met fossiele brandstoffen, hetzelfde als de hernieuwbare waterstofnorm die wordt toegepast op de productie van biomassa.
Bovendien lijkt er een compromis te zijn bereikt over de vraag of lage koolwaterstoffen (waterstof geproduceerd door kernenergie of mogelijk uit fossiele brandstoffen die koolstof kunnen worden opgevangen of opgeslagen) als hernieuwbare waterstof moeten worden geclassificeerd, met een afzonderlijke uitspraak over lage koolwaterstoffen tegen eind 2011. 2024, volgens de nota van de Commissie bij het machtigingswetsvoorstel. Volgens het voorstel van de Commissie zal de EU tegen 31 december 2024 in haar machtigingswet bepalen hoe de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door koolstofarme brandstoffen kan worden beoordeeld.
Posttijd: 21 februari 2023